Het debat Carlson/Doegin
De Amerikaanse journalist Tucker Carlson bezocht in februari Rusland, waar hij de Russische president Vladimir Poetin kon interviewen. Tijdens dezelfde reis ontmoette Carlson ook filosoof Aleksandr Doegin, met wie de Amerikaanse journalist ging zitten om over filosofie te praten.
Carlson vertelt zijn publiek wie Doegin is. Hij vermeldt dat Doegin op de sanctielijst van de VS staat, dat zijn boeken niet via Amazon besteld kunnen worden en dat zijn dochter Darya door een autobom van het Oekraïense regime is vermoord. Wat maakt het denken en handelen van Doegin dan zo gevaarlijk dat ze hem het zwijgen willen opleggen?
Met Carlson houdt Doegin zich niet bezig met geopolitiek, Oekraïne of iets dergelijks, maar gaat hij dieper in op de geschiedenis van ideeën en doctrine, en op de sombere vooruitzichten voor de toekomst waartoe het volgen van de liberale ideologie in het slechtste geval lijkt te leiden.
De Russische denker begint met uit te leggen hoe alles verkeerd begon te lopen door het westerse ethos van individualisme, nominalisme en de protestantse reformatie van de Angelsaksische wereld. Het individu, het afzonderlijke subject, werd in het centrum van de liberale ideologie geplaatst: elke band met de collectieve identiteit moest worden uitgeroeid.
In de 20ste eeuw woedde er een strijd tussen liberalisme, communisme en fascisme, waaruit het liberalisme als winnaar tevoorschijn kwam. Na de val van de Sovjet-Unie bleef alleen het Anglo-Amerikaanse liberalisme over. Doegin verwijst naar Francis Fukuyama, die destijds zei dat de tijd van andere ideologieën voorbij was.
Na die overwinning bleven er slechts twee collectieve identiteiten over waarvan het individu bevrijd moest worden: de genderidentiteit en de menselijke identiteit.
Volgens Doegin is de genderidentiteit ontmanteld door de lgbt-ideologie (lesbian, gay, bisexual, transgender), die seksueel individualisme en het idee dat geslacht verwisselbaar is promoot. In de liberale ideologie is seksualiteit iets dat het individu kan kiezen en doen de wetten van de biologie er niet toe.
In het Westen kan seksualiteit veranderd worden, maar Doegin ziet de laatste stap in het liberale proces als het opgeven van de mensheid zelf. Deze transformatie wordt geprobeerd door middel van technologische vooruitgang en wordt “transhumanisme” genoemd.
Transhumanisme wordt ook geassocieerd met kunstmatige intelligentietechnologie, de singulariteit en wordt bepleit door figuren als Klaus Schwab, Raymond Kurzweil en Yuval Noah Harari, die geloven dat een “postmenselijke toekomst” een onvermijdelijke ontwikkeling is.
Wanneer alle banden met het verleden en de traditie verbroken zijn, wordt het individu een seculiere atheïstische materialist. Hij behoort zelfs niet meer tot een bepaalde nationaliteit, dus de natiestaat - de overgang die het liberalisme als tussenstap gebruikte om het rijk te vernietigen - kan achter zich gelaten worden. Ook het gezin als beperkende factor wordt losgelaten ten gunste van extreem individualisme.
Dit is volgens Doegin de agenda van het heden en de toekomst, die met alle politieke en economische middelen wordt doorgedrukt. De Russische filosoof stelt dat deze trend zijn oorsprong vindt in het empirisme, nominalisme en protestantisme van de Angelsaksische wereld.
Redacteur Carlson probeert uit te leggen dat zijn Amerikaanse opvatting van liberalisme gebaseerd is op het idee dat het individu keuzevrijheid heeft en zich ook tegen de staat kan verdedigen. Waarin verschilt het liberalisme dat Carlson en veel Amerikanen omarmen van de ideeën van Doegin?
Voor Doegin is het misverstand gebaseerd op twee definities. Er is het oude “klassieke liberalisme” en er is het “nieuwe liberalisme”. Het klassieke liberalisme gaf de voorkeur aan democratie, wat meerderheidsconsensus en dus volksheerschappij betekende.
In combinatie met radicale individuele vrijheid leidde dit echter uiteindelijk tot een “nieuw liberalisme”, dat niet gebaseerd is op meerderheidsmacht maar op minderheidsmacht en een waakideologie die een meer egalitaire samenleving voorstaat.
Aangezien de meerderheid voor Hitler of Poetin zou kunnen kiezen, moet de meerderheid in de gaten worden gehouden en dit wordt gedaan door de verschillende minderheden, wier speciale rechten worden benadrukt, uit te buiten, waardoor de macht van de meerderheid wordt verspreid. Voor Doegin is dit niet langer democratie, maar totalitarisme, dat de individuele vrijheden niet verdedigt, maar eist dat een bepaalde agenda van “vooruitgang” wordt gevolgd.
Voor Doegin eist een dergelijk liberalisme altijd een nieuwe “bevrijding” van iets. Bevrijding is begonnen met collectieve identiteiten, tradities, religie, burgerschap, vaderland, familie, en uiteindelijk geslacht en menselijkheid, waar het ook toe leidt.
Doegin legt Carlson uit dat het tegenwoordig niet meer genoeg is om te zeggen dat men een “klassiek liberaal” is, want voor links-liberalen die het “wokisme” hebben omarmd en dorsten naar de bevrijding van hun menselijkheid, betekent dit ook “traditionalisme, conservatisme en fascisme”. Als je geen progressieve liberaal wilt zijn, word je “geschrapt”.
Carlson vraagt Dugin wat de volgende stap is als de mensheid eenmaal bevrijd is. Voor Doegin ligt het antwoord in de Amerikaanse sciencefiction. Veel oude sciencefictionfilms hebben bijvoorbeeld de tijd waarin we nu leven al uitgebeeld: bijna alles wat in de 20ste eeuw werd bedacht, is in de 21ste werkelijkheid geworden. “Er is niets realistischer dan sciencefiction,” zegt Doegin.
Doegin noemt The Matrix, Terminator en kunstmatige intelligentie. Als mensen slechts rationele dieren zijn, dan kan de moderne technologie al zulke dieren produceren, of combinaties daarvan maken. Kunstmatige intelligentie, met alle gegevens tot haar beschikking, zou de koning van deze nieuwe wereld kunnen worden.
Hollywoodfilms hebben de toekomst nooit afgeschilderd als een terugkeer naar traditionele samenlevingen en uitgebreide families, maar altijd op een dystopische, duistere en atomistische manier. Voor Doegin is dit niet slechts een fantasie, maar een realistische optie als het huidige progressieve politieke project doorgaat.
Tot slot vraagt Carlson aan Doegin hoe het mogelijk is dat links-liberalen in het Westen decennialang de Sovjet-Unie, Stalin en het stalinisme verdedigden, en tegen het einde van de 20ste eeuw zelfs de dronken Jeltsin gunstig gezind waren, maar in de 21ste eeuw Rusland plotseling hun grootste vijand werd.
Doegin schrijft dit toe aan het feit dat Poetin een traditionele leider bleek te zijn die, zodra hij aan de macht kwam, de invloed van het globale Westen in Rusland begon in te perken. Poetin werd een verdediger van meer traditionele waarden en een voorvechter van staatssoevereiniteit.
Dit was in eerste instantie niet duidelijk voor buitenstaanders, maar toen Poetin herhaaldelijk de rol van Rusland benadrukte als een speciale beschavingsmacht die weinig gemeen had met neoliberale idealen, werd hij in de ogen van het Westen een metafysische vijand van hun aspiraties.
Als het doel de vernietiging is van traditionele waarden, overtuigingen, het concept van familie, geslacht en al het andere, dan is het Rusland van Poetin, als aanhanger van deze waarden, de vijand van het liberale posthumanisme, concludeerde Doegin.
Vertaling door Robert Steuckers