De opkomst van het technofascisme in Trump’s Amerika

24.09.2025

De ontwikkeling van kunstmatige intelligentie heeft een investeringsgolf in de technologiesector op gang gebracht. Grote bedrijven als Microsoft, Meta, Amazon en Google investeren in taalmodellen, rekenkracht, halfgeleidertechnologie en datacenters. De economische haalbaarheid van deze investeringen is echter onzeker. Innovaties zoals het Chinese DeepSeek laten zien dat enorme middelen niet altijd nodig zijn om wereldwijd succesvol te zijn.

De verhalen in de media over het revolutionaire potentieel van AI zijn gepolariseerd: aan de ene kant utopische visies waarin AI de problemen van de mensheid oplost, aan de andere kant existentiële dreigingen waarbij AI de mensheid verdringt. Deze polariserende discussie negeert vaak de praktische, geleidelijke veranderingen waarmee technologie daadwerkelijk invloed heeft op de samenleving.

Het onderzoek van historica Janis Mimura naar het Japanse technofascisme, Planning for Empire: Reform Bureaucrats and the Japanese Wartime State (2011), biedt een kader om de huidige ontwikkelingen te analyseren. Mimura beschrijft hoe Japan in de jaren 1930 het noordoosten van China, Mantsjoerije, koloniseerde, en van de regio een proeftuin voor vroeg technofascisme maakte. Het resultaat was de autoritaire marionettenstaat Mantsjoekwo, gericht op zware industrie zoals staal- en wapenproductie, waarbij de lokale bevolking en natuurlijke hulpbronnen werden uitgebuit voor de militaire behoeften van Japan.

Ministerieambtenaar Kishi Nobusuke leidde vanaf 1936 een door zaibatsu-conglomeraten gesteund industrialisatieprogramma in Mantsjoekwo. Dit betekende het gebruik van dwangarbeid en slavernij, en een onmenselijke behandeling van arbeiders, wat tot aanzienlijke sterfte leidde. Teruggekeerd in de Japanse landelijke politiek in 1939, streefde Kishi vergelijkbare door de staat gestuurde industrialisatie na in eigen land.
Technocratie was een ideologisch project dat technologische rationaliteit boven maatschappelijke waarden plaatste en machtsconcentratie legitimeerde. Anders dan het fascisme van Mussolini of het nationaalsocialisme van Hitler, was het Japanse systeem niet gebaseerd op één charismatische leider, maar op bureaucraten en het leger. Volgens Mimura ‘gleed Japan het fascisme in’ toen ambtenaren hun macht achter de schermen in naam van de keizer gebruikten. Het voortbestaan van de technocratie in het naoorlogse Japan toont haar institutionele aanpassingsvermogen.

De technocratische elite van Silicon Valley is een centrale speler geworden in de Verenigde Staten. Big Tech put symbolische en materiële macht uit de schijnbaar onstuitbare technologische vooruitgang en marginaliseert kritische discussies over de maatschappelijke gevolgen van digitalisering. Deze macht is vervlochten met het AI Action Plan van de regering-Trump, dat gericht is op het versnellen van AI-ontwikkeling door minder regelgeving en het bevorderen van Amerikaans mondiaal leiderschap volgens strategische buitenlanddoelstellingen.

Bij de inauguratie van de president in januari betuigden technologieleiders als Elon Musk en Mark Zuckerberg hun steun aan Donald Trump. Dit werd gezien als een strategische alliantie om economische en politieke belangen te bevorderen. Volgens Mimura lijkt zo’n bondgenootschap van staat en industriële elite op het technofascisme van Japan tijdens de Tweede Wereldoorlog, waarbij technocraten de macht overnamen.

In tegenstelling tot traditioneel fascisme manifesteert Amerikaans technofascisme zich als subtiel technocratisch bestuur. Het uit zich in militaire besluitvorming, operaties van veiligheidsdiensten en wereldwijde machtsprojectie. Sociaal gezien is het zichtbaar in preventief politieoptreden, toezicht op sociale media en in het buitenlandbeleid in de steun aan het zionisme. Binnen het arbeidsleven normaliseert de uit Silicon Valley afkomstige hustle-cultuur overbelasting en verzwakt zij arbeidsrechten. Deze ontwikkeling legitimeert algoritmische discriminatie en vergroot sociaal-economische ongelijkheid.

Hoewel technologische vooruitgang vaak gebaseerd is op stapsgewijze hervormingen, is de kern van het technofascisme het idee dat regulering – of het nu gaat om milieubescherming, werknemersrechten of financieel toezicht – innovatie vertraagt. Het publieke discours van Elon Musk is bijvoorbeeld verschoven van het benadrukken van AI-risico’s naar het strategisch inzetten van AI in geautomatiseerde besluitvorming en datagedreven toepassingen zoals technologieën ontwikkeld door xAI.

De Japanse zaibatsu-conglomeraten dreven industriële ontwikkeling zonder rekening te houden met werknemersrechten, en een soortgelijke dynamiek is zichtbaar in het huidige Amerika, waar technologiebedrijven automatisering en toezichtstechnologieën bevorderen. De infrastructuur gebouwd door Big Tech schept een gemoderniseerde, ondemocratische ‘diepe staat’ die de belangen van de technocratische en economische elite dient.

Dit systeem breekt traditionele bestuursstructuren af en vervangt democratische processen door een focus op efficiëntie. Zoals denker Curtis Yarvin, geliefd bij de techno-oligarchen, beweert: ‘democratische verkiezingen zijn niet nodig voor bestuur, en zelfs als het kiessysteem zou verdwijnen, zou Washington blijven functioneren als voorheen’.

Mimura’s onderzoek benadrukt het vermogen van technocraten om het instorten van autoritaire systemen te overleven dankzij institutionele veranderingen. De opkomst van Kishi Nobusuke – ondanks zijn leiding over het technofascistische project in Mantsjoerije en oorlogsmisdaadbeschuldigingen – tot Japans premier met Amerikaanse steun, toont aan hoe technocratische expertise machtswisselingen in historische breukmomenten kan legitimeren.

In de VS komt een vergelijkbare dynamiek niet tot uiting in fragiele allianties (zoals de breuk tussen Trump en Musk bewijst), maar als systematische integratie: Big Tech is een essentieel onderdeel geworden van federale cyberveiligheid, inlichtingendiensten en beheer van kritieke infrastructuur. De machtsbasis verschuift van democratisch mandaat naar technische onmisbaarheid.

Nu de liberale orde van het Westen wankelt, zou deze vervangen kunnen worden door een technofascistische bedrijfsheerschappij die macht achter de politieke schermen uitoefent. Volgens nieuw onderzoek verwacht de meerderheid van ruim 500 politicologen dat de VS zich verwijderen van de liberale democratie in de richting van een autoritair bestuursmodel, waarin een heersende groep staatsinstellingen gebruikt om politieke tegenstanders te onderdrukken.

Bron